Logo Het Palet

Logo Het Palet
Basisschool Het Palet

woensdag 15 februari 2012

Deelnemende scholen

De Mariaschool in Bladel, De Marnix in Hapert, de Franciscusschool in Bladel en de Piramide in Bladel hebben zich aangemeld om mee te gaan naar Technopolis!
Daarmee laten zij zien techniekonderwijs hoog in het vaandel te hebben staan. 165 leerlingen van de verschillende scholen kunnen nu van en met elkaar leren, en voor de 15 begeleiders zal het ook niet oninteressant zijn om eens wat te Onderzoeken en te Ontwerpen in technopolis!

Dankzij enthousiaste ondernemingen die techniek in het basisonderwijs belangrijk vinden (of een leuke excursie voor hun zoon/dochter in groep 7) is deze excursie mogelijk gemaakt. Samen hebben zij het  bedrag bij elkaar gelegd dat nodig is voor de leerlingen en begeleiders vanuit Het Palet.
Wij zijn hen zeer dankbaar. Hieronder de sponsoren:

* Wouters Groep
* Rotaryclub Bladel-Reusel de Mierden
* Keurig & Schoon BV
* ITelligencia BV
* VDL TIM
* Bouwbedrijf Boerekamp B.V.
* Dalem B.V.
* Wijnhandel slijterij Hendriks
* Anoniem
We gaan er een leuk en leerzaam project van maken met de excursie als hoogtepunt!

zondag 5 februari 2012

Bezoek Technopolis

Ik ben zelf naar Technopolis geweest om te kijken wat er te doen was en wat we daar vooraf op school mee kunnen.
Bij iedere opsteling stond een bordje. Daarbij moest je eerst iets doen (aangegeven met het pictogram van een hand), daarna merk je iets (dat staat beschreven onder het pictogram van een oog) en daarna wordt uitgelegd hoe het kan (met het pictogram van een lampje). Daaronder staat meestal nog extra informatie voor geïnteresseerden in kleinere letters (waarschijnlijk slaan kinderen dit over).


Deze foto is gemaakt op de tentoonstelling 'ik ben op jou'. Op het scherm (dat zelf een buik moet voorstellen) zie je een baby. De navelstreng liep richting een opening. Daarin kon je de kaarten steken (rehtsonder op de foto). De baby geeft er dan een reactie op, waardoor je leert wat goed en slecht is voor een baby. Op dit moment zit het kaartje met bier in de opening, dat zie je ook wel aan de baby. Vlak erna liet hij een harde boer.


Ook deze foto is genomen op de tentoonstelling 'ik ben op jou'. Onder de vitrine zitten allemaal felgekleurde condooms. Met een druk op de knop werden ze allemaal opgeblazen, zoals je op de foto's  ziet. Zo weet je hoe comdooms er in beide toestanden uitzien.









Hier kon je je hoofd door het gat steken (zoals het meisje deed). Dan zie je via de spiegel hoe 'jouw' lijf eruitziet wanneer je in de puberteit komt. Eerst heb je een kinderlijfje, waar steeds een verandering bijkomt. Het filmpje is informatief maar ook grappig bedoeld. Zo heb je als meisje het ene moment een hele grote cupmaat en het volgende moment een kleine (om diversiteit aan te tonen). Dit is er natuurlijk ook voor jongens.

Dit zullen veel kinderen wel grappig vinden: een lekker potje tongworstelen met je hand! Je steekt namelijk je hand achterin het hoofd in de tong. Wanneer een ander dat aan de andere kant doet, kun je zelf de tongen tegen elkaar aan bewegen. Zo voel je een beetje wat je met je tong zou voelen als je iemand zoent.



Skelteren met vierkante wielen?! Ja, het kan. Wanneer de weg gemaakt is van allemaal halve ronden achter elkaar. Maak je klaar voor een hobbelig ritje!



Lol met balletjes. Kijk wat de zwaartekracht allemaal doet met jouw balletje en welke reacties je teweeg kunt brengen door je balletje iets te laten raken. Deze balletjesachtbaan is maar liefst 2 verdiepingen hoog!




 Je fietst op een hometrainer, maar je komt op het scherm wel vooruit. Zorg dat je veilig op school komt, want je bent niet de enige op de weg! Hier leer je te anticiperen in het verkeer. Als je iets doet wat niet veilig is, krijg je van de computer een handige tip.



Help, mijn schaduw leeft! Toen ik voor een scherm ging staan waarop allerlei groene en blauwe spikkels naar beneden vielen, kon ik ze opvangen met mijn schaduw. Ik kon zelfs een hele berg opvangen en vasthouden met mijn armen omhoog en die allemaal over mijn schaduw heen laten kletteren toen ik mijn armen weer omlaag deed. Gelukkig voelde ik daar zelf niets van...



Weet jij hoe: "Hallo, welkom in Tehnopolis. Wij wensen jullie een fijn verblijf!" klinkt in het Chinees? En in het Engels? En Russisch? Nee? Druk dan op deze grote wereldkaart op het knopje dat in het land zit, en je hoort bovenstaande in de taal van dat land. Kun jij dat goed nazeggen?





Zeepbellen maken kunnen we wel in bad. Maar met dit toestel kun je een hele grote maken! Ook kun je zeepbellen in allerlei geometrische vormen maken en ook eentje om je heen met een hoepel. Hoe groot kan jouw zeepbel worden voordat hij knapt?







Lekker spelen met water. Het balletje met een straaltje water in de kom krijgen is anders knap lastig. Je kunt hier allerlei wedstrijdjes met water spelen. Win jij, of wint het water van jou? Hier leer je wat je met waterkracht allemaal kunt doen.



Drie hele hoge buizen met gekleurd water staan hier. Dat ziet er mooi uit. Onderaan de buizen zitten handvaten (je kent ze vast wel, in tekenfilms als The Looney Tunes moet je zo'n handvat omlaag doen om dynamiet te activeren). Daar kun je natuurlijk niet voorbij lopen zonder even te duwen. Doordat ik heel hard en snel duw krijg ik een hele grote bubbel, die opstijgt naar boven. Wat zal er bovenaan de buis gebeuren?
Jazeker, dit is een echte draaikolk. Maar dan wel in het klein. Door heel snel te draaien kun je hem zelf maken. Je kunt hem zo groot maken en zo lang laten duren als je zelf wilt. Hoe ziet het schijfje eruit dat je ronddraait en hoe kan het dan dat er een draaikolk ontstaat? Misschien kun je er thuis een namaken!



Dit ben ik. Eet smakelijk! Ik weet niet waar ze mijn lijf gelaten hebben. Misschien smaakt dat niet lekker bij banaan. Wil jij je hoofd ook op een presenteerblaadje? Steek je hoofd in Technopolis dan vooral in alle zaken, misschien kom je dan hier uit!
In het 'Doe-centrum' (voor de jongere kinderen) kun je lekker boodschappen doen, deze op de lopende band leggen en zelf afrekenen met een touch-screenkassa. Er staat geen begeleider die moppert als je de pakken niet netjes terug in de rekken zet. Je mag dus lekker je gang gaan! Pas wel op, want in een echte winkel vinden ze het meestal niet grappig als je rommel maakt.
Goh, wat een mooie naam heeft die pizzeria!
Je ziet hier dat je bij de pizzeria in het 'Doe-centrum' pizza's kunt afhalen, maar dat er ook een super-snelle-scooter-bezorg-service is!
Je mag hier in een echte auto rijden, maar de auto blijft wel op z'n plaats staan. Het stuur staat namelijk in verbinding met het scherm voor de auto, waardoor je een levensechte videogame speelt. Je rijdt zelf in het spel. Om de auto heen kun je kijken hoe schakelen, remmen en banden werken met echte spullen.
In het midden zie je een ronde planeet. Door op een knop te drukken, kun je de bol alle planeten van ons zonnestelsel laten zijn. Ze zijn dan wel niet allemaal even groot, maar dat wordt uitgelegd op het scherm, samen met nog veel meer info over die planeet. De kleuren van de planeet zie je in het midden.
Dit is weer op de 'ik ben op jou'-tentoonstelling. Je kon er leren hoe je een date in de bioscoop kunt doorbrengen. Je kon in de bioscoopstoel gaan zitten en kiezen of je op date wilde met een jongen of een meisje. Aan de zijkant van de 'bioscoop' stond een kind bij een knopjespaneel. Hij had er de grootste lol in toen hij zag dat hij 'mijn date' kon laten blozen, boos laten worden, lachen, kussen en boos kon laten weglopen. Hij hield het kusknopje op een gegeven moment zo lang in, dat ik zo voor de camera ben gaan zitten en mijn vriendin deze foto kon maken. De eerste keer was de foto trouwens mislukt, toen had ik die grote zuignap van mijn date over mijn hele gezicht zitten (ik hing te ver naar voren)...

Inspirerend artikel

Bekijk een artikel over de onderzoekende houding van jonge kinderen. Daarin wordt de koppeling naar de praktijk gelegd (zoals bijvoorbeeld de zandwatertafel bij de kleuters) en naar EGO (Laevers, F.).
I.v.m. scannen van het artikel zijn de pagina's los van elkaar.

blz.1, 2, 3, 4, 5.

Online proefjes

Op de site http://www.experimenteer.be/ (de site is eigendom van Technopolis) zijn allerlei leerzame en interessante proefjes te vinden voor thuis. Ook zijn er filmpjes over proefjes te bekijken (thuis of tijdens een regenachtige pauze). Hieronder een voorproefje van                                                                 één van de online experimenten.


'Het mysterie van de verdwenen blauwe kanarie'.
Leerlingen dienen (online) verklaringen te bestuderen, de plaats delict te onderzoeken, DNA te vergelijken, motieven te bewijzen, etc. Uiteindelijk wijzen ze op basis van hun gegevens een schuldige aan. Uiteindelijk krijgen ze het echte verhaal met een rapport waarin hun resultaten te vinden zijn (hoeveel pogingen er nodig waren bij een onderzoekje e.d.). Dit kan individueel of in tweetallen aan de computer, maar wanneer de school beschikt over een digitaal schoolbord is het zeker de moeite waard om de lessuggestie over dit spel te gebruiken.

Hieronder wat beelden uit dit spannende en leerzame spel waarbij je zelf de detective bent en logisch na moet denken!

Iedereen heeft een persoonsomschrijving, een motief (reden om het gedaan te kunnen hebben), een alibi (uitleg over waarom ze het niet gedaan zouden kunnen hebben) en een aanwijzing (hint die jou helpt bij het onderzoek).

 In het laboratorium doe je proefjes met het gevonden bewijsmateriaal in de huiskamer. Je vergelijkt stemgeluiden, vingerafdrukken, DNA, stofjes, bloemen, pootafdrukken en bloed.
 De rode kruisjes komen er pas na je onderzoek te staan. Het gaat niet om de meeste kruisjes, maar om de kruisjes bij zaken die jij verdacht vindt...
Zo ziet de kamer eruit die je gaat onderzoeken. Bij ieder kaartje vindt je een aanwijzing waarbij je in het laboratirium een proefje moet doen om zo dichter bij de schuldige te komen.

Succes, detective!


Op die pagina kun je overigens nog veel meer gave online spelletjes zoals deze vinden:
Dat is dus zeker de moeite waard om zelf of met de klas een kijkje te nemen!

Lessuggesties

Hieronder staan allerlei suggesties (met hyperlinks naar het materiaal). Dat is lesmateriaal (nog niet OOL) met vaak wat achtergrondinformatie voor de leerkracht die u kunt gebruiken in uw technieklessen. De uitdaging is dan dit lesmateriaal zo aan te bieden dat OOL in uw klas plaatsvindt.

4. Misconcepten (aanrader!)
6. Twee series lessen (1, 2) die al OOL zijn

Voorbeeldles Onderzoekend Leren

Voorbereiding (1 week): verzamel een heleboel ballen van alle vormen en maten in de klas en benadruk dat jullie er in de klas mee gaan experimenteren. Leerlingen kunnen deze van thuis meenemen, U heeft er zelf misschien nog een paar of ze zijn op school aanwezig.
De les kan ook opgedeeld worden en verspreid over meerdere lessen. Belangrijk is dan iedere nieuwe les even door de leerlingen samen te laten vatten wat er al gedaan is en wat er geleerd is.

Instructie (5 min.): u vertelt dat de leerlingen gaan kennismaken met stuiteren en dat de manier waarop de verschillende ballen stuiteren (hoog/laag welke kant, hoe hard) geen toeval is. Dat je die zelfs zou kunnen meten.
Eventueel maakt u enkele gedragsafspraken wanneer u vreest voor de plafondplaten.

Uw taak bij het zevenstappenmodel: de eerste keren dient u de stappen natuurlijk even nader te verklaren. U hebt groepjes gemaakt, materialen zijn binnen handbereik en de voorwaarden voor de les zijn aanwezig. Eventueel kunt u aspecten van coöperatief leren in de instructie verwerken. Tijdens de fases kunt u rondlopen en wat inventariseren zonder daaraan een waardeoordeel te koppelen. Geef de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandigheid. Wanneer leerlingen zeggen ‘wij zijn al klaar!’, prikkel ze dan om hun tijd te benutten.

1. Confrontatie (5 min.): alle ballen liggen bij elkaar in een bak of leerlingen lopen ermee rond. Hierdoor kan iedereen de verschillen en overeenkomsten in ballen, textuur, vorm, inhoud. Leerlingen mogen over hun ballen praten en vragen stellen aan anderen.
2. Verkennen (5 min.): de leerkracht inventariseert op het bord welke factoren het stuiteren van een bel beïnvloedden (deze factoren zijn terug te vinden in de PowerPoint die bij dit lesidee hoort). Leerlingen mogen in de gemaakte groepjes met hun eigen of de door de leerkracht verdeelde ballen gaan experimenteren. Het is voor iedereen duidelijk dat in deze fase iets bedacht wordt dat onderzocht gaat worden. Leerkracht doet een stap terug en laat de leerlingen aanrommelen. Aan het einde inventariseert hij/zij bij leerlingen de vragen. Deze worden ook opgeschreven in het logboek.
3. Opzetten experiment (10 min.): leerlingen verzamelen de materialen die ze nodig hebben voor hun experiment, bedenken hoe ze eerlijk gaan meten en bedenken in welke stappen ze het experiment gaan uitvoeren. Ook dit wordt vastgelegd. De leerkracht kan experimenten sturen door klassikaal uit te leggen dat ze in hun logboek antwoord moeten geven op de vragen ‘wat verander je?’, ‘wat meet je?’, en ‘wat blijft hetzelfde?’.
4. Uitvoeren experiment (10 min.): het experiment wordt uitgevoerd en de resultaten worden geordend. Er wordt waargenomen, vergeleken, genoteerd. Geprobeerd en geconstateerd. U kunt het beste een klein beetje informeren of sturen om de leerlingen niet teveel nieuwe dingen te laten bedenken maar antwoord te laten geven op de vooraf geformuleerde onderzoeksvraag (of vragen).
5. Concluderen (5 min.): alles wordt voor zover dat nog niet gedaan is genoteerd in het logboek. Dan worden er een aantal conclusies getrokken over de inhoud. Dus niet ‘bal A komt niet zo hoog als bal B wanneer ze even hard gegooid zijn’, maar juist waaróm die dan niet even hoog komen. Voor extraverdieping kunt u de leerlingen de resultaten in een tabel én een grafiek laten noteren (zie PowerPoint). De grafiek mag ook losjes getekend zijn, het gaat om de resultaten die overzichtelijk worden weergegeven.
6. Presenteren/communiceren (5 min. per groepje): dit is geen officiële zware presentatie. De leerlingen komen voor de klas met een presentatie op een flap (of niet) en vertellen wat hun vragen waren, waarom ze dat graag wilden weten, wat ze hebben gedaan om te onderzoeken (materialen, eerlijke meting) en wat ze geconcludeerd en waargenomen hebben. Eventueel kunnen leerlingen ook hun leerwinst benoemen.
7. Verdiepen (? Min.): leerlingen met overeenkomstige of juist totaal andere experimenten kunnen met elkaar in discussie gaan over de uitslag. De resultaten en proeven worden dan met elkaar vergeleken en er wordt gereflecteerd (‘was onze manier dan wel eerlijk?’). Ook kunt u als leerkracht zelf verdieping in de les brengen, door de klas te vragen met een definitie van stuiteren te komen of te vragen wat we nu kunnen met wat we te weten zijn gekomen. De (deels begeleide) discussie komt dan vanzelf op gang.
Afsluiting (5 min): u vat samen wat er is gebeurd, welke stappen doorlopen zijn en hoe het proces verliep. U somt de leerwinst op (‘we weten nu dat…want…’) en verklaart begrippen. Eventueel spreekt u de leerlingen positief aan op hun zelfstandigheid/betrokkenheid/andere opvallende zaken.

Voorbeeldles Ontwerpend Leren

Voorbereiding: wanneer je het misconcept van de sneeuwpop wilt gebruiken, is het handig dat het vriest en er sneeuw ligt buiten.

Introductie (5 min): u legt uit wat een misconcept is. Dat is iets dat in eerste instantie logisch klinkt, zoals: ‘hoe dichter je bij de zon komt, hoe warmer het wordt’. Daar zullen de meesten het mee eens zijn. Maar toch ligt er op de hoogte bergtoppen (die het dichtst bij de zon zouden zitten) eeuwige sneeuw. Dat verschijnsel is te verklaren middels luchtdichtheid. Uiteindelijk komt het erop neer dat de eerder genoemde stelling pas geldt buiten de ozonlaag.
1.      Probleem constateren (5 min.): leerlingen kiezen in groepjes één van de drie misconcepten uit de PowerPoint (te vinden op de blog). Het ene groepje gaat zicht bezighouden met zware en minder zware bungeejumpers, een ander groepje houdt zicht bezig met het effect dat een jas op een sneeuwpop heeft en het laatste groepje gaat onderzoeken of de hoeveelheidwater afneemt bij koken. In de PowerPoint worden steeds drie aannames gedaan over het onderwerp. Één of twee kloppen. Dat is het probleem dat opgelost moet worden: wie heeft er gelijk en waarom.
2.      Verkennen (10 min.): leerlingen lezen de verklaringen en gebruiken hun eigen referentiekader om de discussie aan te gaan. Het is niet erg wanneer ieder groepslid een andere uitspraak ondersteunt. Op deze manier wordt duidelijk wat ze willen ontwerpen om te kijken of hun aannames kloppen of niet en waarom.
3.      Ontwerpvoorstel maken (10 min.): leerlingen proberen op een zo meetbaar mogelijke manier hun misconcept uit: ze koken water en verzamelen materialen om de hoeveelheid water te meten (vooraf en achteraf), ze maken een sneeuwpop of nemen iets dat bevroren is in een bevroren omgeving, zoals de diepvries en zorgen voor isolatiemateriaal zoals een jas of ze gebruiken een zwaar en minder zwaar voorwerp aan elastieken die van een verhoging geduwd kunnen worden en iets om de snelheid en het dode punt te meten (eventueel wordt dit gefilmd en in slow motion afgespeeld).
4.      Ontwerpvoorstel uitvoeren (15 min.): leerlingen verzamelen materialen en zetten alles klaar. De leerlingen zorgen ervoor dat alles goed meetbaar is en dat eerlijke conclusies op basis van de gegeven kunnen worden gemaakt. De leerkracht bewaakt dit proces.
5.      Testen en uitvoeren (10 min., de sneeuwpop moet een dag later nogmaals bekeken worden): het product wordt getest op werking en eisen waaraan het moet voldoen. Leerlingen noteren alle gegevens en voeren de test eventueel meerdere malen uit in verschillende of dezelfde omstandigheden. Na afloop trekken ze conclusies over wat ze geobserveerd hebben.
6.      Presenteren/communiceren (10 min.): de leerlingen hebben andere leerlingen en de leerkracht verteld weke behoefte er was, voor welke oplossing ze hebben gekozen en hoe het product werkt. Dit kan tijdens een klassengesprek, maar ook in presentatievorm.
7.      Verdiepen (? min.): leerlingen proberen de misconcepten uit met andere condities, bedenken zelf een nieuw misconcept of maken een definitie van het door hen onderzochte misconcept/verschijnsel.
Afsluiting (5 min.): de leerkracht vat de leerwinst samen en benadrukt dat er nog veel meer misconcepten bestaan waar zelfs volwassenen soms de mist bij ingaan. Begrippen worden herhaald en toegelicht en eventueel vertellen enkele leerlingen hun mening of leerwinst over deze les.

Techniektorens


Sommige bronnen beweren dat Techniektorens de tegenhanger zijn van OOL. Dat zou komen doordat Techniektorens te gestuurd werken en de leerwinst zo presenteren dat leerlingen het amper 'zelf' onderzoeken of ontwerpen. Ik ben van mening dat Techniektorens heel goed samengaan met de visie van Onderzoekend en Ontwerpend Leren. Een leerkracht is namelijk heel vrij in de manier waarop hij/zij de dozen uit de Torens inzet. Dat kan als volgt:

Er zijn steeds 2 dozen met hetzelfde materiaal, dus het is het handigst wanneer ieder groepje leerlingen een andere doos krijgt. Selecteer wel even de dozen van tevoren, wil je de hele klas laten onderzoeken of ontwerpen? Het is het meest overzichtelijk als de hele klas met één van de twee vormen bezig is, dan gelden de stappen voor iedereen . De groepjes kunnen gemaakt worden op basis van interesse in de dozen.
De leerkracht bestudeert het materiaal en de handleiding van die doos. Hij/zij weet wat leerlingen zullen ontdekken. De leerlingen hebben dus geen handleidingen meer. De leerkracht werkt de OOL stappen uit met de hele klas, waarbij ieder groepje met iets anders bezig is. Ze presenteren dus ook andere uitkomsten, gebruiken andere onderzoeksvragen, ontwerpen allemaal iets anders en hebben een unieke leerwinst. Voor elke stap krijgen de leerlingen een door de leerkracht aangegeven tijd.

Kanttekening: doordat het materiaal in de doos het experiment al suggereert, zullen niet veel verschillende onderzoeksvragen bedacht kunnen worden bij één doos. Belangrijk is dan dat leerlingen een doos niet dubbel krijgen.

Observatie-instrument

Voordat u als leerkracht begint met OOL-lessen, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de rol van de leerkracht daarbij. Over het algemeen wordt er iets meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerlingen verwacht dan gebruikelijk, maar bent u als begeleider wel noodzakelijk.

Volgens Graft & Kemmers (2007) is het belangrijk dat de leerkracht tijdens de instructie prikkelt en uitdaagt. Begrippen die de leerlingen tegenkomen mogen pas uitgelegd worden nadat er ervaring mee is opgedaan. Dit kan de leerkracht doen tijdens de afsluiting van de les. Wat wel een omslag is; de meeste leerkrachten stellen zelf de vragen, leerlingen zijn meestal niet gewend om kritische vragen te stellen ver de inhoud. Bij OOL moeten leerlingen dit zelf doen (niet: wanneer moet het af, is het zo goed?) maar (hoe werkt het dan als dat tandwieltje gaat draaien? wat gebeurt er dan als ik er dit bij doe?). Wanneer leerlingen een verkeerde conclusie trekken of iets onwaars voor feiten aannemen, dient de leerkracht daarop in te springen. Van ‘foute’ zaken kunnen de leerlingen veel leren. De leerling kan dan zijn/haar denkproces uitleggen, waardoor de echte feiten beter begrepen kunnen worden.

Ook in discussie gaan over feiten kan veel leerwinst opleveren. Tijdens een groepsdiscussie dient de leerkracht te bewaken dat iedereen aan de beurt komt en dat de doelen worden bereikt (dus de discussie niet afdwaalt). De leerkracht honoreert de inbreng, vat de uitleg van leerlingen samen en bakent af. Het herformuleren van wat kinderen zeggen kan door vragen te stellen, antwoorden te geven, de mening van de leerling als stelling in de groep te gooien, vragen of dit is wat de leerling bedoelt, vragen of anderen het hiermee eens zijn of een daarvan afgeleid idee inbrengen. Om dit proces te bewaken dient de leerkracht wel als gespreksleider op te treden (eventueel kan dit bij structureel discussiëren ook aan leerlingen overgelaten worden).

Fisser (2009) en Simmelink (2008) tonen aan dat er niet voldoende geëxpliciteerd is over de rol van de leerkracht. De beschrijving vanuit het SLO kan breed opgevat worden. Dat was het startpunt voor de masterthesis van Veneklaas (2009). Zij ontwierp door het naast elkaar leggen van theorieën over OOL een observatie-instrument voor leerkrachtgedrag. De richtlijnen voor leerkrachtgedrag dat aansluit bij OOL zijn duidelijk en observeerbaar gemaakt.

Leerkrachten hoeven bij OOL niet op niveau te differentiëren, maar op interesse en manier van leren (Graft & Kemmers, 2007). Hierbij kunnen de leerstijlen van Kolb een rol spelen (is een leerling iemand die eerst denkt en dan doet, of juist iemand die waarnemingen pas achteraf verklaart?) en meervoudige intelligenties van Gardner kunnen bij techniek prima tot zijn recht komen. De één staat meer open voor de technische begrippen en de betekenis ervan, de ander berekent graag conclusies, etc. De leerkracht kan differentiëren door in te spelen op interesses (zo kunnen ook groepjes gemaakt worden) en manieren van leren, door de leerlingen deze te laten verwoorden en te kijken bij welke activiteit dat het beste past.

Tips voor gesprekken vanuit OOL:
  1. Blijf stil, zodat de leerlingen meer tijd krijgen hun inbreng te plannen
  2. Praat zelf minder (niet na iedere beurt en zelf geen lange beurt nemen)
  3. Geef luisterresponsen (knikken, herhalen, oogcontact bewondering, etc.)
  4. Speel vragen en reacties door naar andere gespreksdeelnemers
  5. Wees nieuwsgierig
  6. Accepteer de kijk van de leerlingen
  7. Gebruik betekenisonderhandelingen (stel vragen en trek daarna de conclusie: ‘dus we zijn het erover eens dan het dit betekent…’
  8. Herhaal de bijdrage van een leerling
  9. Herhaal eens met een bewering in plaats van een vraag
Te observeren houdingsaspecten bij leerlingen zijn de cognitief kritische houding, de nieuwsgierige houding, de creatieve vaardigheid en de sociaal-emotionele vaardigheid. De leerkracht dient het waargenomen gedrag te observeren.

Bij OOL wordt de klas gezien als ‘leergemeenschap’. Dat wil zeggen dat er derde orde leren plaatsvindt (de manier van werken is dan zo ingebed dat kinderen niet meer anders weten) en dat leerlingen van en met elkaar leren. Om een leergemeenschap te kunnen zijn, dient het pedagogisch klimaat en het klassenmanagement op de volgende manier vormgegeven te zijn (Graft & Kemmers, 2007):

  1. Veilig klimaat in de klas en de school
  2. Ga ervan uit dat leerlingen willen leren (uit zichzelf)
  3. Vertrouw op je eigen pedagogische deskundigheid
  4. Toon een nieuwsgierige en kritische houding
  5. Luister naar wat kinderen zeggen
  6. Doseer wat je zelf wilt en denkt
  7. Geef leerlingen ontwikkelruimte
  8. Geef leerlingen inzicht in hun sterke en aandachtspunten en stimuleer het werken aan de aandachtspunten
  9. Maak iedere les ongeveer 5 minuten aantekeningen over het gedrag van enkele leerlingen
  10. Leer samen met de kinderen
De handelingen van de leerkracht en de mate waarin deze OOL zijn is vast te leggen. Veneklaas (2009) heeft hiervoor een observatie-instrument en een handleiding ontworpen. Klik hier om dat te bekijken.

Gericht door Technopolis


Wanneer leerlingen vrij mogen rondlopen in Technopolis, zullen ze veel interessante zaken overslaan omdat die misschien niet opvallend genoeg gepresenteerd zijn. In de bijlage van dit bericht zit een opdachtenboekje, gericht op het niveau van de bovenbouw van een basisschool. Leerlingen vervullen de opdrachten in het boekje en komen van alles te weten. Er staan opdrachten, afbeeldingen en informatie in. De meeste opdrachten hebben betrekking op een deel van de tentoonstelling.

De antwoorden zullen op 20 maart worden gepost op deze blog, zodat je met de klas kunt kijken wie het goed had en vooral: waarom. De antwoorden bevatten namelijk een concrete uitleg/verklaring voor het verschijnsel dat de leerlingen hebben moeten voorspellen in het opdrachtenboekje.

Open hier het opdrachtenboekje, print het uit voor de leerlingen en maak er een leerzaam wedstrijdje van!

zaterdag 4 februari 2012

Theorie OOL

Techniek is volgens van Eijkeren (2007) te bekijken vanuit twee invalshoeken: dat van het product of dat van een probleemstelling. Het product wordt eerst ontworpen, dan gemaakt en daarna gebruikt. Bij de invalshoek ‘product’ worden bestaande producten bekeken; de werking, uiterlijk en het doel ervan (onderzoeken). Bij de invalshoek ‘probleem’ kan er naar aanleiding van een probleem een product  ontworpen worden (ontwerpen).
Kerndoelen die betrekking hebben op techniek en OOL:
42.      De leerlingen leren onderzoek doen naar materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.
44.      De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
45.      De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

Doelstellingen OOL
De Expertgroep Wetenschap en Techniek Basisonderwijs (2005) gaf aan dat er behoefte was aan een samenhangende visie op wetenschap en techniek in het primair onderwijs. Zij achtten een didactische aanpak bij wetenschap en techniek de juiste oplossing bij deze behoefte. Ze ontwikkelden LOOL (Leren Onderzoekend en Ontwerpend Leren). Het accent lag op de mogelijkheden voor de ontwikkeling van de wetenschappelijke houding van leerlingen. Dit werd in samenhang gebracht met de conceptuele ontwikkeling (Van Graft en Kemmers (2007) en na toevoeging van de zevenstappenmodellen is het OOL gaan heten. Dit onderzoek is vooral uitgegaan van de benadering van OOL door Graft en Kemmers (2007).
“Onderzoekend en Ontwerpend leren beoogt de ontwikkeling van een diepere en betekenisvollere kennis bij de leerling, omdat er kennis wordt vergaard op een actieve en authentieke manier.” (Manlove, Lazonder & De Jong, 2006).

Leerlingen doen onderzoekservaringen op door middel van experimenten en ze leren conclusies te trekken of een oplossing te ontwerpen (Haury, 2002). Er wordt ook veel geleerd door sociale interacties tussen leerlingen (Dugan & Gott, 2002; Syh-Jong, 2007). Ook draagt OOL bij aan een positievere houding ten opzichte van leren en een hogere motivatie, volgens Harlen  (2001) en Jarvis & Pell (2005). Dit doordat leerlingen actiever bij het proces betrokken zijn en ze daardoor het leren als rijker en interessanter ervaren.

Bij OOL zijn kinderen zelf de ‘onderzoeker’ en de ‘ontwerper’ en ontdekken ze met elkaar hun begrip van concepten uit de techniek en de natuur (Graft & Kemmers, 2007). Onderzoeken en Ontwerpen is geen doelstelling, maar een middel om de doelstellingen te bereiken. Dit middel zorgt ervoor dat leerlingen vanuit verwondering en nieuwsgierigheid (samen) gaan waarnemen, nadenken, handelen en reflecteren. In eerste instantie stimuleert dit de cognitieve ontwikkeling, daarnaast is er ruimte voor creativiteit, kritisch denken en handelen, samenwerken en informatie delen en het kan aansluiten bij de talenten van leerlingen. Onderzoeken en ontwerpen zijn hier werkvormen.      
De belangrijkste doelstelling is dat leerlingen werken aan vragen die voor hen interessant zijn (Veneklaas, 2007).

De les heeft een introductie door de leerkracht, de 7 stappen door de leerlingen en de afsluiting samen. Tijdens de introductie noemt de leerkracht het onderwerp en de manier van werken. De leerlingen presenteren in de afsluiting hun bevindingen en de leerkracht vat de les en de leerwinst samen. Leerlingen houden zoveel mogelijk bij in hun logboek. Ze schrijven hierin gedachten, werktekeningen, planningen, waarnemingen en conclusies op, zodat ze gegevens van elke les kunnen terugzoeken (Graft & kemmers, 2007).

Door het doorlopen van het stappenplan werken leerlingen aan verschillende doelen (Veneklaas, 2009):
  • Het ontwikkelen van een wetenschappelijke houding (Dyasi, 2000)
  • Het ontwikkelen van cognitie en concepten binnen natuur en techniek (Millar, Leach & Osborne, 2000)
  • Het ontwikkelen van procesvaardigheden (Harlen, 2001)
  • Het ontwikkelen van algemene (onderzoeks)vaardigheden zoals taalvaardigheid, mondelinge en schrijfvaardigheid.
  • Het ontwikkelen van een beeld van de aard van wetenschap en techniek en de plaats ervan in de maatschappij (Graft & Kemmers, 2007)
Bij een wetenschappelijke houding hebben leerlingen volgens Van der Rijst (2007) de neiging om te willen weten, te willen bekritiseren, te willen delen, te willen begrijpen, te willen innoveren en te willen begrijpen.
Volgens Fisser (2000) kan OOL alleen plaatsvinden wanneer een aantal voorwaarden aanwezig zijn
  • Een rijke leeromgeving
  • Een veilig (leer)klimaat
  • Samenwerkings- en discussievaardigheden bij leerlingen
  • Leerlingen hebben kennis en vaardigheden op het gebied van:
o   Taal
o   Rekenen
o   Schrijven
o   Spreken (mondelinge taalvaardigheid)

Ontwerpend Leren
Janssen (1999) hield zich destijds al bezig met ‘learning by design’. Hierbij ontwikkelden leerlingen kennis over techniek en daarbij toegepaste fysische verschijnselen. Leerlingen ontworpen een oplossing voor een probleem of behoefte door op een actieve en gerichte manier te zoeken.

Vaak wordt ontwerpend leren gedaan aan de hand van een probleem of een ‘hoe-vraag’.
Hieronder worden de fases uitgelegd met de bijbehorende activiteiten van leerlingen.

1.      Probleem constateren: het op te lossen probleem en/of behoefte is duidelijk.
o   (H)erkennen probleem/behoefte
o   Problemen verwoorden en verhelderen
o   Eisen formuleren
2.      Verkennen: leerlingen hebben een beeld van mogelijke oplossingen, dat zij vormden door brainstormen en aanrommelen (ook hier doet de leerkracht een stap terug).
o   Oplossingsmogelijkheden overdenken
o   Gegevens verzamelen
o   Vragen stellen
o   Voorspellingen doen
o   Oplossingen formuleren
3.     Ontwerpvoorstel maken: leerlingen schetsen een definitief ontwerp voor een oplossing en verzamelen benodigdheden.
o   Geschikt materiaal en gereedschap kiezen
o   Herkennen constructie- en bewegingsprincipes
o   Plannen
o   Schematisch uitwerken
4.      Ontwerpvoorstel uitvoeren: het product komt tot stand.
o   Gereedschappen gebruiken
o   Materialen bewerken
o   Volgens plan werken
5.      Testen en uitvoeren: het product wordt getest op werking en eisen waaraan het moet voldoen.
o   Testen prototype aan de hand van eisen
o   Relatie leggen tussen oplossing en gestelde eisen (vorm-functie)
o   Onvolkomenheden herkennen
6.      Presenteren/communiceren: de leerlingen hebben andere leerlingen en de leerkracht verteld weke behoefte er was, voor welke oplossing ze hebben gekozen en hoe het produt werkt.
o   Verslag maken
o   Presenteren
o   Demonstreren/uitleggen
o   Portfolio aanleggen
o   Oplossing/product van anderen beoordelen
7.      Verdiepen: leerlingen hebben inzicht in de gebruikte technische principes en de keuze van gebruikte materialen.
o   Reflecteren
o   Discussiëren
o   Vergelijken
o   IJken

Onderzoekend Leren
Leerlingen onderzoeken hierbij organismen, objecten en verschijnselen in hun omgeving. Bij onderzoeken hebben zij de vaardigheden goed waarnemen, vragen stellen, experimenten opzetten en uitvoeren, voorspellingen doen, problemen verkennen en verwoorden en oplossingen bedenken en beoordelen nodig.  Leerlingen werken zelden alleen, vaak in tweetallen of groepjes. Ze produceren zowel mondelinge als schriftelijke (vaak logboek) producten, maar ook soms geen product (alleen proces). Leerlingen leren kritisch te zijn, doordat ze uitgedaagd worden vragen te stellen over dingen die ze willen weten en te reageren op elkaars beweringen en oplossingen. Ook mogen de leerlingen vrij schrijven (af en toe) over leerwinst of gedachtes. Leerlingen die niet gewend zijn aan vrij schrijven hebben baat bij een blaadje waarop de kernpunten staan (inhoudsopgave met korte uitleg). Groepjes dienen niet groter te zijn dan 4 leerlingen. De leerkracht kan de groepjes zelf maken of leerlingen laten kiezen. Bij het werken in groepjes kan ook aandacht besteedt worden aan coöperatief leren.
Vaak wordt onderzoekend leren gekoppeld aan een verschijnsel. Hieronder worden de fases uitgelegd met de bijbehorende activiteiten van leerlingen.
1.      Confrontatie: thema en begrenzing hiervan worden duidelijk
o   Waarnemen
o   (H)erkennen
o   Vergelijken
2.      Verkennen: leerlingen worden eigenaar van het problaam of de onvanzelfsprekendheid. Het herformuleren van associaties/vragen/ideeën naar stellingen gebeurt in deze fase. Leerkracht doet een stap terug en laat de leerlingen aanrommelen.
o   Aanrommelen
o   Gegevens verzamelen
o   Vragen stellen
o   Ideeën opperen
o   Voorspellingen doen
3.     Opzetten experiment: de leerlingen weten wat voor experiment ze gaan doen om hun onderzoeksvraag te beantwoorden.
o   Ontwerpen experiment: materiaal, meerinstrumenten en gereedschap bijeen zoeken
o   Plannen maken voor eerlijk meten
o   Plannen maken voor uitvoering experiment
4.      Uitvoeren experiment: het experiment wordt uitgevoerd en de resultaten worden geordend.
o   Waarnemen: kijken, voelen, luisteren, ruiken, proeven
o   Metingen uitvoeren
o   Uitkomsten noteren (logboek)
o   Ordenen
o   Vergelijken
o   Data verwerken
o   Constateren
5.      Concluderen: de resultaten worden in verband gebracht met de onderzoeksvraag.
o   Argumenteren
o   Conclusies formuleren
6.      Presenteren/communiceren: de leerlingen hebben andere leerlingen en de leerkracht op de hoogte gesteld van het verrichte experiment en de conclusies ervan.
o   Verslag maken
o   Presenteren
o   Uitleggen
o   Portfolio aanleggen
7.      Verdiepen: leerlingen hebben zich een beeld ontwikkeld van een concept dat zij schriftelijk of mondeling in eigen woorden kunnen beschrijven. Dit beeld krijgt betekenis in de belevingswereld van de leerling.
o   Reflecteren
o   Discussiëren
o   Vergelijken